Vanzelfsprekendheid
Hoe neem je afscheid van iets dat zo vanzelfsprekend is? Hoe neem je afscheid van iemand die zo vanzelfsprekend is, maar het eigenlijk niet is? Het duurde lang voordat ik genoeg woorden gevonden had om te schrijven over dit afscheid.
Niemand is ‘vanzelfsprekend’
Niemand is ‘vanzelfsprekend.’ Sterker nog, de dingen die we beschouwen als ‘vanzelfsprekend’ zijn het vaak niet eens. Dat er water uit de kraan stroomt, wanneer je deze aanzet, is niet vanzelfsprekend. Het is er altijd geweest, maar nee, het is niet vanzelfsprekend. In andere delen van de wereld is er geen water dat uit de kraan stroomt.
Toch beschouwen we veel dingen als ‘vanzelfsprekend.’ Misschien zelfs ‘gewoon.’ Wanneer het er dan niet is, dan is het raar. Niet alleen dat, je kunt ook overladen worden met emoties. Niet vanwege een kraan die niet meer zal stromen. Nee, ik heb het over de dingen in het leven die bij dit leven horen. Afscheid nemen is zoiets.
Je neemt soms afscheid van iets of iemand, zonder dat je dit misschien wilt doen. De omstandigheden dwingen je ertoe. Dat afscheid kan voor korte tijd zijn of voor langere tijd. Een afscheid hoeft niet definitief te zijn. De zwaarte van het afscheid is iets dat je niet met elkaar kunt vergelijken. Vanzelfsprekendheid is ook niet met elkaar te vergelijken. Wat voor de een ‘normaal’ is, dat hoeft het niet te zijn voor een ander. Neem nu alle maatregelen die genomen worden om het corona virus te stoppen of in ieder geval het aantal slachtoffers dat op IC-bedden terechtkomt moeten verminderen. De een is er harder door geraakt dan de ander. De een doet het meer dan de ander. Is dat wat je als ‘normaal’ beschouwt er niet, dan is dat moeilijk.
Wanneer je dagelijks gegroet wordt door een persoon die je misschien niet kent wanneer je op weg bent naar je werk of studie en die persoon is er niet, dan is dat misschien ook raar. Helemaal wanneer je ineens bedenkt hoe lang je eigenlijk al gegroet werd. Je denkt misschien na over waarom de ander er ineens niet is. De groet, die beschouwde je al bijna als iets dat ‘vanzelfsprekend’ was. Het werd onderdeel van je ochtendroutine bijvoorbeeld.
Weet je wel wat er aan de hand is, bijvoorbeeld wanneer de persoon een bekende was, dan kan dit moeilijk zijn. Je hebt vragen, je wilt antwoorden en je vraagt je af waarom dat stukje ‘vanzelfsprekendheid’ of misschien zelfs zekerheid er niet meer is. Vragen zoals waarom het zo is of waarom het zo moet, die kunnen je nachtenlang wakker houden.
Dichtbij
Is bekend wat de ander overkomen is en is het iemand die ‘dichtbij’ je stond, dan kan je dit soms nog langer wakker houden. Dan denk je na over ‘het leven.’ Dat is wat ik de afgelopen nachten deed. Nadenken over het leven. Over mijn leven. Herinneringen komen weer naar voren. Herinneringen die zo diep opgesloten leken te zijn in een of ander laatje of kastje in je brein, dat je ze echt helemaal vergeten was. Het was alsof je een doos opende op een zolder of in een kelder en daar ineens allemaal voorwerpen uit kwamen die je van vroeger kende. Speelgoed, schriften van de basisschool. Noem het maar op. Dat zijn tastbare voorwerpen. Voorwerpen die je door je handen kunt laten glijden en waar je soms met verbazing naar kunt kijken. Speelde ik daar vroeger echt mee? Schreef ik zo?
Herinneringen die weggestopt zijn werden daar met een reden neergelegd. Je moest plaatsmaken voor andere zaken. Dingen die op dat moment belangrijker waren. Nee, je was het niet bewust vergeten. Dat ik ze weggestopt had, dat was echt omdat er zoveel gebeurde. Zoveel gebeurde in de jaren die volgden. Totdat voor mij duidelijk werd dat er nooit meer herinneringen gemaakt konden worden. Niet over die persoon. De gedachte dat je bepaalde herinneringen uit recente perioden ook ooit weer zou verstoppen in laatjes of kastjes, dat maakt het moeilijk.
Het duurde lang voordat ik iets kon bedenken dat langer zou zijn dan slechts een alinea of paragraaf. Ik begon aan gedichten, maar maakte ze niet af. Dat gold ook voor andere ‘schrijfsels.’ Alsof ik ineens mijn handen brandde. Snel trok ik ze terug. Totdat ik moest nadenken.
Maatje
Vorige week overleed iemand die je bijna als ‘vanzelfsprekend’ beschouwde. Iemand die al zo lang aanwezig was in mijn leven. De levenspartner van mijn moeder. Geen stiefvader, geen surrogaatvader. Nee, dit was haar maatje. Een geschiedenis die teruggaat tot de jaren negentig. Maar eigenlijk al veel langer. Een vriend werd een maatje. Dat kan ook. Ondanks dat ze niet in een huis woonden, waren het maatjes. Alles deden ze samen. Je begrijpt dat het verliezen van dit maatje moeilijk is.
Van hem kreeg ik oude apparaten die afkomstig waren uit het gasbedrijf waar hij werkzaam was. Dan kon ik die uit elkaar halen. Hij leerde mij over elektriciteit en van hem kreeg ik eindelijk mijn eigen eerste computer. Eentje waarvan iedereen zei: “Daar kun je toch niets mee?” Ik vond van wel. Op mijn floppydisks sloeg ik mijn eigen programma’s op. Geschreven in BASIC. Het was niet veel, want in sommige gevallen deed de programmacode niet meer dan het laten opschuiven van de cursor van links naar rechts. Of er kwam een leuk geluidje uit de computer.
Mijn eerste Windows computer, dat was er eentje die ik van hem kreeg. Met Windows 3.1 erop. Later werd dit (natuurlijk) het legendarische Windows 3.11. Voordat ik overga tot een opsomming van al mijn computers uit die tijd moet ik erbij vertellen dat het daar nu niet om gaat. Al was het wel de basis voor mijn werkzaamheden als IT’er in een later stadium van mijn leven.
De jaren gingen voort en het was iedere keer duidelijk dat na ieder medisch incident hij herrees. Totdat het nieuws volgde dat het nu voorbij was. De ‘vanzelfsprekendheid’ was er niet meer. Op zich is dát ook vanzelfsprekend. Mensen komen te overlijden. De een overlijdt eerder dan de ander. In dit geval was het na 91 jaar klaar.
Prestatie
91 jaar worden is een prestatie. Ook dit is geen vanzelfsprekendheid. Dat je er verdrietig om bent of juist niet, omdat iemand toch gewoon oud is geworden is ook geen vanzelfsprekendheid. Het zou eigenlijk een vanzelfsprekendheid moeten zijn dat er geen jaartal of cijfer gekoppeld zou moeten zijn aan hoe erg of zwaar een overlijden zou zijn.
Heel tegenstrijdig is het om vast te moeten stellen dat een andere ‘vanzelfsprekendheid’ doorgeprikt werd deze week. De oudste was jarig en het was allemaal erg moeilijk. Er was een gewenning ontstaan aan de ‘vanzelfsprekendheid.’ Dat de maatjes er altijd waren. Dat gold ook voor de jongste. De kinderen waren eraan gewend geraakt. Dat was al vanaf de geboorte zo. Het doorprikken van een ‘vanzelsprekendheid’ had alleen daarmee niets te maken. Het was iets dat met mij te maken had.
Toen ik elf jaar oud was, overleed mijn vader. Toen mijn oudste vorig jaar elf werd moest ik daar aan denken. Zou het een ‘vanzelfsprekendheid’ zijn, dat mijn kind ook op elfjarige leeftijd het verlies van een vader zou moeten doormaken? Het gebeurde niet. Ik was er op 15 december twaalf uur nog gewoon. Een moment dat je weleens in films voorbij ziet komen. Bijvoorbeeld in de verfilming van het kerstverhaal van Charles Dickens.
Geen zorgen, ik ga nu niet ineens denken dat ik een tweede kans kreeg door de geest van de toekomstige kerstdagen. Dat is onzin natuurlijk. Toch beschouw ik het leven niet als een ‘vanzelfsprekendheid.’ Het is er niet altijd en dan maakt het niet uit of je 91 bent of veel jonger bent dan dit.
Afscheid
Hoe neem je er afscheid van? Iets dat zo vanzelfsprekend lijkt, maar het niet is. Het antwoord, dat kan ik je niet geven. Dat is iets dat je zelf moet uitzoeken en dat begint – opvallend genoeg – bij het vaststellen vanzelfsprekendheid dat soms helemaal niet is.
Misschien is het een onsamenhangend verhaal, dat voor anderen niet te begrijpen is. De boodschap van dit alles is dat je dingen die je als ‘normaal’ beschouwd niet als ‘vanzelfsprekend’ mag beschouwen. Wat nu, wanneer die er ineens niet zijn? Een mooie gedachte tijdens deze lockdown…
Maar goed, wat weet ik er nu vanaf? Misschien moest ik gewoon maar weer gaan stofzuigen…
Afbeelding bovenaan deze pagina: Unsplash.