Jeugdtrauma #545
Jeugdtrauma #545 is ook wel bekend voor mij als “De boer.” Het nummer is overigens ook alleen voor mij bekend, aangezien het ook alleen mij aan gaat. Het is geen collectief trauma.
Onze zomervakanties heb ik eerder beschreven. Ons reisdoel was altijd Zwitserland. Hoe zou dit reisdoel dan onderdeel kunnen zijn van een jeugdtrauma? Zijn zomervakanties niet om van te genieten? Oh, dat waren ze zeker. Daarover hoor je mij echt niet klagen.
Het was in dit geval een bepaalde gebeurtenis die zou leiden tot iets. Iets dat je lange tijd zou achtervolgen. Dat was eigenlijk allemaal de schuld van een beslissing om te gaan spelen in de beek achter de camping.
De camping waar we stonden was precies wat mijn ouders beschouwden als de perfecte vakantiebestemming. Dat had alles te maken met twee belangrijke onderdelen. Als eerste was er de mogelijkheid om te wandelen. Daarnaast stonden er weinig Nederlanders op de camping. Mijn ouders waren geen fan van Nederlandse toeristen in het buitenland. Hierbij gingen ze zelf compleet voorbij aan die gele kentekenplaten op de Citroën GSA of de paspoorten. Nee, ze voelden zich even geen Nederlanders.
De camping was nog minder dan een basis camping. Er was niet eens warm water. Wilde je wassen, dan moest het water opgewarmd worden. Of je deed dat ik een klein hokje. Net zo’n klein hokje als waar je nummer een of twee deed. Met uitzicht op dat beekje. Wilde je privacy, dan deed je het gordijntje dicht.
Dammen bouwen
In dat beekje speelde ik dus. Dammen bouwen. Totdat een van mijn campingvrienden vroeg waarom ik in die beek speelde. Of ik “het niet wist.“ Hoe goed ik ook nadacht, ik wist “het” niet. Echt niet. Wat zou het toch kunnen zijn.
Hij zou het wel laten zien. Ik moest wachten. Wel goed kijken hoor. Goed kijken. Ik keek, ik keek. Het water stroomde van boven naar beneden en ik zag wat wit papier voorbij drijven. Wit papier. Nat, wit papier. Wanneer ik goed keek, kon ik in de snelheid nog net bloemetjesreliëf onderscheiden. Wit papier, met bloemetjesreliëf.
“Snap je het?”
Nu zou je denken dat het verhaal hiermee klaar zou zijn. Dat zou de titel natuurlijk niet verklaren. Ook zou dit niet helemaal verklaren wat er gaande was. Blijkbaar was men in die tijd (medio jaren tachtig) niet zo begaan met de wereld en kon het gebeuren dat het huisje waar je nummers een en twee deed uitkwam in de dichtstbijzijnde beek. Lekker makkelijk. Beneden in het dal konden ze de rotzooi dan maar letterlijk opruimen…
Geen optie meer
Dammen bouwen in de beek was dus geen optie meer. Douchen om alles weg te spoelen ook niet trouwens. Maar ja, wat dan te doen? Na vijf keer van dezelfde heuvel afgerold te zijn – en daarbij iedere keer dezelfde rots ontweken te hebben – was je daarmee ook wel klaar. Er was geen entertainment, er was geen Kids Club, er waren geen skelters en verstoppertje spelen in alleen maar Alpengras was niet zo heel erg spannend.
Tegenover de camping stond zo’n typisch Zwitserse houten schuur. Je weet wel, op balken. Met stenen ertussen. Zou dat niet een geweldige speelplaats zijn?
Het duurde een halve dag voordat we een manier gevonden hadden om in de schuur te komen. Eenmaal binnen kwamen we erachter dat de schuur echt groot was. Dit bood mogelijkheden. In alle stilte verhuisden we stoeltjes en andere dingen naar ons onderkomen.
Het enige vervelende was dat deze schuur lekte. Eigenlijk zouden we daar wat aan moeten doen. Gelukkig was er stro aanwezig (of was het hooi?) en dat is prima te gebruiken als voegmiddel. Wie had dat nu nodig? Niemand toch? Iemand die een lek dak niet repareerde zou zo’n schuur heus niet meer willen.
Binnen zag het er wel een beetje saai uit. Dat donkerbruin zorgde voor een wat beklemmend gevoel. Omdat het nieuws over deze nieuwe place to be zich wel snel had verspreid onder de jeugdigen op de camping, werd druk gediscussieerd over hoe het interieur aangepast kon worden. De een was van mening dat dit het beste gedaan kon worden met tekeningen op papier (konden makkelijk weggehaald worden), de ander vond krijt een beter idee en weer een ander stelde voor om dan maar aan en van de ouders voor te stellen om verf te kopen. Want we zouden zeker weten volgend jaar terugkomen en dan zouden we allemaal wat spullen meenemen. Dan maar minder aardappelen meenemen….
Leuk hoor, dat Eigen Huis & Tuin- gevoel, totdat iemand hard schreeuwde: “De boer!”
In de verte zagen we iemand aan komen lopen. Dit was erger dan de ondergang van de Titanic. Dit was niet vrouwen en kinderen eerst. Dit was een kwestie van wie het snelst was eerst. Drie keer raden wie het minst snel was.
Jeugdtrauma #545
Jeugdtrauma #545, ook wel bekend als “De boer,” bestond eruit dat iedereen op tijd weg kon komen en ik eigenlijk niet durfde te springen uit de schuur. Dat deed ik uiteindelijk wel. Daarna zette ik het op een lopen en rende ik zo snel als ik kon. Totdat ik erachter kwam dat “de boer” helemaal niet “de boer” was, maar gewoon een voorbijganger was. Blijkbaar wisten we allemaal dat we iets deden dat niet mocht. Toch wist de boer het ook, want de volgende dag was de schuur helemaal afgesloten. Toen was het weer verstoppertje spelen in het Alpengras en rollen van de heuvels. Of voetballen op de bergwei, met als fijne bijkomstigheid dat ik zo hard in een kuil stapte dat ik twee dagen niet kon lopen. Hoefde ik gelukkig niet te wandelen…
Afbeelding bovenaan deze pagina: Pexels.